terug naar nu
Extremes

You’re either with us,
or against us.

Een journalist is op weg naar een belangrijk interview met een complotdenker. Op weg hiernaartoe raakt hij verzeild in een benaderde situatie die de droevige staat van de publieke voorzieningen en de verregaande polarisatie binnen de Nederlandse samenleving voor hem ineens pijnlijk voelbaar maakt.
lees verder

In de metro is het druk maar stil. Het enige opvallende geluid is het krijsen van de remmen wanneer het roestige voertuig met een schok bij een halte tot stilstand komt. De meeste mensen kijken op hun telefoon. Een man leest De Zilveren Dageraad. De enkeling die naar buiten staart ziet alleen zijn weerspiegeling in de donkere ramen. Anderen richten hun blik zo zorgvuldig mogelijk op niets. Ik sta in een hoekje, onopvallend opgesteld, en ik leun tegen de wand. Naast mijn hoofd hangt een felrode reclameposter voor Raxycylin. Concentreer. Leer. Presteer.

Over 35 minuten moet ik klaarzitten bij de coworking, in de plooi voor het interview – eindelijk heeft GertJan van der Velde toegezegd, nu hij denkt dat ‘ie toch wel wat zieltjes kan winnen via ons krantje. Wat een lul is het toch ook, om me een half jaar te laten wachten. We kunnen dit interview goed gebruiken, onze oplagecijfers hebben inmiddels een historisch dieptepunt bereikt. Maar GertJan neemt zijn content assistant mee, dus dat belooft weinig goeds. Ik wilde mijn stuk als ondertitel ‘De man achter de radicalisering van Nederland’ meegeven, maar goed, daar zal zijn assistent wel een stokje voor steken. Ik probeer me in deze oververhitte coupé wat koelte toe te wuiven met mijn ouderwetse notitieblokje. Het werkt voor geen meter.

Een meisje met het symbool op de zijkant van haar Nikes zit op het opklapstoeltje naast de deur. Ze kijkt me argwanend aan, ik kijk te veel om me heen. Ik buig mijn hoofd, richt mijn ogen op de grond. Ik wist niet dat Nike deze print verkocht. Voorzichtig probeer ik haar schoenen beter te bekijken. De raidho is uitgevlekt, nu zie ik het; ze heeft de letter zelf op de zijkant van haar schoen getekend, met Tipp-Ex. Ze kan niet ouder zijn dan twintig. Zou ze überhaupt weten waar Tipp-Ex voor gebruikt werd?

Halte Kiribatiplantsoen. De camera’s bewegen geluidloos met de uitstappende reizigers mee. De omroepstem klinkt. De deuren sluiten, houd afstand. Stand clear of the closing doors please. 請不要靠近車門. De deuren luisteren niet. De rechterdeur van onze coupé blijft steken, blijft open. Een alarm klinkt – niet luid, maar opvallend genoeg om een paar blikken onze kant op te krijgen. Ik kijk met een schuin oog naar de deur. Zolang die deur niet sluit, blijft de metro hier staan. Tussen het mechaniek lijkt een rode doek vast te zitten. Iemand zou die doek er met wat kracht zo uit kunnen trekken, maar niemand komt in actie.

Het alarm houdt aan, de aandacht wordt in mijn richting gevestigd. Mensen worden ongeduldig. Ik overweeg mijn opties. Bijna alle stoelen zijn bezet, maar mijn medereizigers zitten verder bij deze plek des onheils vandaan, dus hebben ze er minder mee te maken. Zo werkt het nu eenmaal. Om mij heen staan drie mensen. Op links een vrouw met een hoofdtelefoon op, afgesloten van de wereld. Ik zie dat ze op haar telefoon door berichten van FreeReds.com heenscrollt. Misschien luistert ze naar hun programma, al ziet ze er niet echt rood uit. Maar goed. Je weet het nooit. Na een terroristische aanslag zeggen de buren van de dader ook altijd dat het zo’n sympathieke jongen leek, dat hij geen vlieg kwaad zou doen. In ieder geval, deze FreeReds-vrouw hoort het alarm niet. Zie ik uit mijn ooghoek iemand in beweging komen? Ik durf niet te kijken. Op rechts, schuin tegenover mij, staan het meisje met de Tipp-Exschoenen en een jongen. Allebei volledig in het zwart gekleed, allebei een bomberjack aan. Ze doen alsof er niets aan de hand is. Ik ben de enige andere persoon die bij deze deur staat. De enige volwassen man. Het is aan mij.

Bij de vorige haltes gingen de metrodeuren gewoon open, zo goed als de verroeste scharnieren het toelieten. Er was niks aan de hand. Voor zover je dat kan zeggen natuurlijk, er is altijd wel iets aan de hand, maar ik bedoel: met die deuren was niets aan de hand. Hoe is dit stuk stof tussen de deuren gekomen? Heeft iemand het ertussen gepropt?

De camera volgt me terwijl ik een stap richting de piepende deur doe. Het alarm lijkt steeds luider te worden. Ik voel dat de ogen van mijn medereizigers op mij gericht zijn. Ik probeer me zo kordaat mogelijk te bewegen. Wat leerde ik van mijn vader? Geen onzekerheid laten zien. Geen angst. Het is hard tegen hard. Precies op het moment dat ik bij de openstaande deur ben en het stuk stof vastgrijp, rent er plotseling vanaf het perron, waarvan ik dacht dat het totaal verlaten was, een slonzig uitziende man met een gitaar op zijn rug op de metro af. Hij stuift naar binnen en ik kan nog net op tijd een paar stappen naar achter doen. Iedereen in de coupé is in opperste staat van paraatheid. We weten allemaal dat er maar één zogenaamd ‘verward’ persoon nodig is om de fragiele status quo te laten omslaan in ellende. De zwerver met zijn gitaar grijpt zijn instrument en begint luid en vals door het deuralarm heen te zingen.

Van der Vèèèèèlde, Van der Vèèèèèlde
Staat maar te schèèèlden
Hou toch een keer je klep

Het lied verleent mijn interview een zekere urgentie, dat wel. Maar kan deze man niet gewoon zelf even z’n klep houden? Het meisje met de raidho kijkt woedend in zijn richting.

Inez Dééééélen, Inez Dééééélen
Kan het niet schéééélen
We zijn als volk genept!

Kut. Een baby begint te huilen. Het alarm piept onophoudelijk. De zwerver wil beginnen aan zijn volgende couplet. Mensen kijken. Over 32 minuten moet ik Van der Velde interviewen. Ik moet iets doen.


‘Kijk, dat er een luchtje aan zit, zal niemand verbazen,’ zegt Van der Velde in zijn meest recente video, waarin de ‘verdachte’ dood van een Verzetsstrijder wordt besproken. Hij neemt kalm een hijsje van zijn elektronische sigaar. Hij zit aan een tafel met een zwartfluwelen tafelkleed, in een zwart decor. Een enkele kaars brandt in het midden van de tafel. Het tafereel heeft een hoog Wicca-gehalte. Het is alsof het trio aan tafel – Van der Velde en zijn kameraden, Inez Deelen en Ton Hamersma – er elk moment een ouija-bord bij kunnen pakken, een geest zouden kunnen gaan oproepen, de elementen willen aanspreken. Deze flank van Het Verzet heeft zich deze gothic-look aangemeten als esthetische waarschuwing tegen wat zij de ‘verdunning’ van de samenleving noemen. Ze noemen zichzelf niet links of rechts, maar noordelijk – georganiseerd, strikt, schoon, zwart-wit, in tegenstelling tot zuidelijk: chaotisch, wanordelijk. Gekleurd. Ze zijn geen politieke partij, maar een ‘beweging’. Ze gebruiken runen als symbolen, het geschrift van het Germaanse volk. De rune in de rechterbovenhoek van het beeldscherm past precies bij de sfeer van de studio.

Van der Velde blaast zijn rook uit. ‘Als we de feiten op een rijtje zetten, is het klinkklaar dat er méér in het spel is.’ ‘Eén.’ Hij telt zijn punten op zijn vingers. ‘Er was geen autopsie. Twee. Geen onderzoek naar zijn dood. Drie. Hij stierf in een Vlaams-Belgische Airbnb met een kussen over zijn hoofd, vier, die Airbnb-boeking werd gedaan met een geanonimiseerde creditcard die niet valt te herleiden tot hemzelf.’

Ton Hamersma heeft een achtergrond als advocaat, die hij te pas en te onpas inzet om zijn woorden een air van geloofwaardigheid te verlenen: ‘Vijf, vergeet niet, GertJan, dat de detective-commissaris van de regio Stekene ook heeft laten weten de zaak verder te willen onderzoeken, een duidelijk teken dat ook hij, een politieman nota bene, die écht wel eens wat gezien heeft, de zaak niet vertrouwt.’

‘Klopt, Ton. Je hebt gelijk.’

Inez Deelen valt haar vrienden bij. ‘En de Groenen… tsja.’ Van der Velde en Mr. Hamersma knikken al voordat Deelen haar zin heeft afgemaakt. ‘Die zijn zo’n lastpak natuurlijk liever kwijt dan rijk.’


In de metro is het, ondanks de open deur, een graad of vijfendertig. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd en voordat de zwerver het volgende couplet kan inzetten, duw ik hem opzij en grijp ik de stof. Met één ruk trek ik het uit de deur. De camera’s volgen al mijn bewegingen. Als ik de doek uitvouw, zie ik dat het een vlag is, de tekst helderwit op de felrode achtergrond. Voordat ik het doorheb, worden mobiele telefoons op me gericht, nemen mensen foto’s. Minstens vijf CCTV-camera’s wijzen in mijn richting. De zwerver legt stralend een arm om mijn schouder. Onmiddellijk laat ik de vlag vallen, maar het is al te laat.

Het meisje met de raidho op haar schoen staat op en geeft de zwerver en mij een duw richting de deur. Net voordat de metro weer in beweging komt weet ik de deur te openen en de coupé uit te vluchten.

Als ik een uur later bezweet bij de coworking aankom, heeft mijn redacteur me al gebeld dat ze ‘met me moet praten’, heb ik zevenentwintig notificaties van berichten waarin ik ben getagd, en ben ik minstens een kwart van mijn volgers verloren. Van der Velde en zijn content-assistent zitten al een tijd op me te wachten. De kans is klein dat hij de beelden nog niet gezien heeft, maar goed, ik moet proberen hem toch te spreken, ik ben het de redactie van De Nieuwe Gazet verschuldigd. Ze zitten al zo lang op dit stuk te hameren, het zou onze redding kunnen zijn.

Van der Velde knipt de Samsung Neo Frame aan als ik binnenkom. Hij ziet er woedend uit. ‘Ik dacht dat jij je een onafhankelijk journalist noemde?’ Op het scherm verschijnt een foto van de metrocoupé, met daarin een ongelukkig figuur in een donkerbruin leren jasje, een verhit gezicht en een enorme rode vlag. Naast hem, met de arm om zijn schouder, een slonzig uitziende man met een gitaar die lachend voor de foto’s poseert. Ze lijken beste vrienden. Op de vlag, in koeienletters: ‘GERT JAN = een CHARLATAN’.